Thuiskomen | Mensen | Beelden | Contact | Zoom

de Suisse en de Meuke

Clementine

Janssens

 

  Clementine Janssens
Ik ben op de koffie geweest bij Clementine Janssens.
Misschien niet onmiddellijk een BZ maar toch heeft ze een verhaal.
Een verhaal dat gaat over de twee mannen in haar leven
én die in ons Zele toch iets betekend hebben: de Suisse en de Meuke…

Clementine woont in Avermaat bij haar dochter Annic. Op een zomerse winterse zaterdag word ik er verwacht. De leefkamer ruikt naar vers gebakken brood, een hobby van haar dochter. Aan de tafel doet ze haar verhaal. Ze had haar huiswerk goed gemaakt want alles wat ze te vertellen had, had ze netjes op papier gezet.

Clementine als meisje van zestien  

Clementine zag het levenslicht op 6 april 1934 in de Vulle Tonne, een klein zijstraatje van de Veldekensstraat. Haar vader was Frans Janssens en haar moeder Susanne De Meirsman. Mijn vader had eigenlijk geen vast beroep, vertelt Clementine, hij heeft zo’n beetje van alles gedaan: bier uitgevoerd bij een brouwerij, tot Goossens in de weverij gewerkt, in de melkerij in Grembergen…

Maar, zegt ze, ik heb mijn vader vaak thuis geweten. hij sukkelde met zijn benen en had last van een chronisch bronchitis. Hij paste meestal op de kinderen terwijl mijn moeder ging werken als weefster. Ik ben de oudste van vier, gaat Clementine verder, dan komt onze Georges (1935), ons Rachel (1940) en Etienne (1943) is onze jongste.

Om wat meer te verdienen heeft mijn moeder 26 jaar café gehouden, twee keer 13 jaar, zegt Clementine. Na de oorlog was dat eerst op de Dendermondebaan, café Willem Tell. Dat café lag even voor het fabriek van Geens dat naast wassen in die jaren ook nog sigaretten en sigaren produceerde. Werkvolk kwam er ’s middags hun boterham opeten en ’s zondags was het al kaarten wat de klok sloeg. Ik was maar een meisje van elf-twaalf jaar maar ik moest toen al meehelpen, herinnert Clementine zich, pinten spoelen en platen draaien met de fonograaf.

Tot mijn twaalf jaar ben ik naar de gemeenteschool geweest en daarna mocht ik tot mijn zestiende snit en naad volgen in de beroepsschool op de Kouter. Op mijn zestiende ben ik gaan werken bij Van Hassels. Daarna heb ik hemden gestreken in een wasserij in Berlare en vervolgens bij de wasserij van Geens daar moest ik de losse‘kollekes’ van de hemden strijken. Mijn laatste werk was bij Colman in Rinkhout waar ik lakens en fluwijnen moest stikken. Bij de geboorte van mijn derde kind vond mijn man dat het beter was om thuis te blijven bij de kinderen.

Toen het café op de Dendermondebaan gesloopt werd, zijn we verhuisd naar de K-straat van de Burgemeester Van Ackerwijk. Daar hebben we maar enkele jaren gewoond. Mijn vader stempelde en om het financieel wat breder te hebben, is mijn moeder terug café gaan houden, café De Ster op Veldeken recht tegenover Tille Machaar (nu ’t Zonhoekje). Ook daar hadden we een goed café. In de week was het wat kalmer maar ’s zaterdags en ’s zondags liep het café dikwijls vol. Daarnaast stikte mijn moeder ook nog tabboars om een centje bij te verdienen. In 1974 zijn ze gestopt met het café.

Suisse

De kerkbaljuw, in de volksmond meestal suisse genoemd,
is een ordebewaker in een kerk.
Het is een kerkelijk ambt dat ontstaan is op het einde van de 19e eeuw.
De naam ‘suisse’ duidt erop dat de kerkbaljuw
werd vergeleken met de pauselijke Zwitserse garde.
Tot de taken van de suisse behoorde het ophalen van de priester in de sacristie,
om hem - na de mis - weer voor te gaan naar de sacristie.
Tijdens de consecratie salueerde de suisse,
staande vooraan in het middenpad van de kerk.
Na het tweede Vaticaans Concilie (1962-1965)
verdween het ambt in tal van parochies,
De suisse droeg een lange zwarte jas afgeboord met goudgalon,
zwarte broek en schoenen, een steekhoed,
witte handschoenen en over de rechterschouder een bandelier
met daarop de tekst ‘Eerbied in Gods huis’ of 'Eerbied in Gods tempel'.
Als teken van gezag droeg hij een hellebaard.
(bron Wikipedia)

  Frans Janssens als suisse
De Suisse tijdens de processie  

Frans (1903), de vader van Clementine, was de laatste suisse van Zele. Zijn voorganger was Hippoliet Van Wiele en die was ermee gestopt in 1953. Tussen pot en pint liet Frans zich ontvallen dat hij die functie wel zag zitten. Twee dagen later stond deken Rooms aan zijn deur en Frans werd suisse.

Waren jullie dan zo katholiek, vraag ik Clementine. Gewoon, antwoordt ze, we gingen iedere week naar de mis en elke avond werd bij ons thuis de paternoster gelezen. Zo was dat toen ik jong was. Het ambt van suisse bestond uit twee opdrachten.

Iedere zondag was mijn vader van dienst in de vier missen en was het zijn taak erover te waken dat het stil was in de kerk. Als er werd gebabbeld klopte mijn vader met zijn hellebaard op de grond en dan wisten de babbelaars hoe laat het was. Ze werden getrakteerd op een strenge blik van mijn vader en diegenen die toch volhardden in de boosheid, vlogen resoluut op de communiebank. Ja, lacht Clementine, mijn vader had een streng opzicht en vele jongeren waren erg echt benauwd van. Als je er nu nog over praat, zeggen ze dikwijls: de suisse, zwijg me daar van.

De tweede taak van de suisse was ceremoniemeester. Bij begrafenissen en huwelijken leidde hij alles in goede banen. Hoogdagen waren ongetwijfeld de processies. De suisse opende met een zekere plechtstatigheid de processie.

Mijn vader heeft dat altijd erg graag gedaan, zegt Clementine. 22 Jaren heeft hij stipt zijn taak ter harte genomen. Elke keer bolde hij met zijn Solexske naar de kerk en als het weer te slecht was kwam de deken hem halen.

De deken en de onderpastoors apprecieerden zijn werk heel erg en geregeld kwamen ze bij ons aan huis. Mijn vader had met hen een hele goede band. Wie het meest op huisbezoek kwam, was ongetwijfeld onderpastoor Standaert. De brave man hield van een natje en een droogje en dat was algemeen geweten in de parochie. Zijn liefde voor een bepaald whiskymerk leverde hem dan ook een mooie bijnaam op. Maar, voegt Clementine er aan toe, ik vond dat een zalige man. Als hij op bezoek kwam en mijn moeder vergat hem een borrel uit te gieten, zei hij steevast bij het buitengaan: En Susanne, bedankt voor ’t druppelke, hé.

Vormsel van zijn kleindochter Annic   nog een foto van de processie

De mooiste momenten van mijn vader waren de vormsels van zijn kleinkinderen. Toen zijn petekind Annic gevormd werd, mocht hij als peter fungeren. Toen Annic gevormd was en naar haar plaats terugging, riep bisschop Van Peteghem haar terug en zei tegen haar: Zou je je peter nu geen proficiat wensen? Annic vloog rond zijn hals en gaf hem drie zoenen.
Mijn vader had graag 25 jaar suisse geweest, zegt Clementine, maar zijn ziekte besliste er anders over. In 1979 moest hij noodgedwongen stoppen maar met spijt in ’t hart. Hij kon terugblikken op een loopbaan van 22 jaar kerkbaljuw ofte suisse.

Huwelijksfoto van Clementine en Julien  

De Meuke
Clementine was een jong meisje toen haar ouders café Willem Tell uitbaatten. En waar meisjes zijn in een café trekt dat mannen aan. Bij Clementine was het niet anders. Heel wat jongemannen kwamen er ‘stouwen’. En zo heeft ze ook haar man, Julien Raemdonck, leren kennen. Een vriend van hem had hem verteld dat er een knappe mokke in de Willem Tell was. En van ’t een kwam het ander. Ik was 16 toen ik Julien leerde kennen maar pas als ik 18 was zijn we serieus beginnen verkeren, zegt Clementine.

Julien Raemdonck was in Zele beter gekend als de Meuke. Een bijnaam die hij reeds kreeg in de lagere school. Zijn vader was van Waasmunster en Julien sprak als kind ook dat dialect. Op school vroeg hij aan de kinderen: ‘Meuk meedoen?’ En ja, hij mocht meedoen maar ze noemden hem sindsdien de Meuke.

Julien ging na de lagere school in ’t Kapellestraatje naar het Heilig Maagdcollege in Dendermonde. Daar was het verplicht om iedere dag de mis bij te wonen maar dat was aan Julien niet besteed, vertelt Clementine, hij stuurde dikwijls zijn kat. Julien werd op ’t matje geroepen en hij kon kiezen tussen de gewijde geschiedenis afschrijven of thuis blijven. Hij koos resoluut voor het laatste. Hij vond werk bij Geens waar hij sigaren moest rollen. Heel lang heeft hij dat niet gedaan want na enkele maanden kon hij bij Goossens beginnen. Daar werkte hij tot aan zijn legerdienst.

Daarna vroeg hij aan zijn vader of hij op travvou mocht beginnen. Nee, zei zijn vader, ge zijt goed bij Goossens, blijf daar maar. Julien sloeg het advies van zijn vader in de wind en deed zijn eigen gedacht. Hij vond werk in Sint-Truiden op travvou. Daar heeft hij zo’n drie jaar gewerkt. Iedere maandagmorgen vertrok hij en op vrijdagavond was ie weer thuis, vertelt Clementine.


In 1956 zijn Julien en Clementine getrouwd en trokken ze bij Juliens ouders in. Die hele week van huis was na een tijdje niet meer te doen en Julien besloot om bij Fiel Nies te gaan werken. In die tijd werden de werklieden betaald per meter. Hoe harder ze werkten, hoe meer ze verdienden. En Julien kon gas geven, zegt Clementine. Na enkele jaren begon hij last te krijgen van zijn rug en kon hij die zware arbeid niet blijven doen. Voor Fiel Nies was dat geen probleem. Hij had ondertussen de kwaliteiten van Julien leren kennen en maakte hem conducteur. Hij moest de werken controleren en ook de papieren regelen.

Dat heeft hij een aantal jaren gedaan. Op een keer, vertelt Clementine, vroeg ik hem waarom hij niet op zijn eigen begon. Ik was ervan overtuigd dat hij dat ook kon. Maar ’t was niet simpel, gaat Clementine verder, we hadden niet veel centen en zijn ouders moesten borg staan wilden we een lening krijgen. Julien ging bij zijn moeder en die vroeg wat bedenktijd.

Maanden gingen voorbij en toen vroeg plots mijn schoonmoeder aan mijn man of hij schrik had om zelfstandig te worden. Dat moest je nu juist tegen Julien zeggen. Binnen de kortste keren was de lening geklonken, het materiaal aangekocht en met 10 werkmannen is Julien begonnen op 17 april 1967.

  Julien aan het werk
Hangar  

Fiel Nies kon er echter niet mee lachen dat hij plots zijn rechterhand kwijtspeelde. Hij probeerde hemel en aarde te bewegen om Julien te doen terugkomen op zijn beslissing. Maar Julien bleef bij zijn keuze. En die keuze bleek de juiste te zijn. Het ging de firma Raemdonck voor de wind want op zijn hoogtepunt had de Meuke 100 man in dienst. In den beginne woonden ze nog in de Langestraat maar later hebben ze gebouwd in Avermaat waar er plaats was om al het materiaal te zetten. De woonkamer in de Langestraat heeft lang gediend als bureau maar vrij snel werd de papierberg te groot en kwam mijn broer Etienne bij ons de papieren doen.

Travvou is geen schapenwachten. Iedere morgen vertrokken ze om zes uur en in het begin werkte Julien nog mee. Mannen van travvou, die konden werken, zegt Clementine, maar als het werk in de voormiddag eens goed was opgeschoten en ze gingen ’s middags hun boterham opeten in een café waar een jukebox stond, dan kon het wel eens kermis zijn.

Julien was op dat vlak één met zijn werkvolk en hij deed dapper mee. Ze hebben meer dan één engelbewaarder gehad toen ze na zo'n middagje pintelieren naar huis kwamen. Ja, in die jaren moest de alcoholcontrole nog uitgevonden worden, lacht Clementine. Julien kon er goed tegen dat er eens een paar uren verlet werden, maar de volgende dag moest al het werk ingehaald worden en moest er dus dubbel zo hard gewerkt worden.

Julien moet een gedreven man geweest zijn. Naast zijn drukke beroep maakte hij nog tijd voor hobby’s. Hij heeft jarenlang gevoetbald en ook voor vinken en vissen vond hij af en toe tijd. Jarenlang is Julien ook een fervent duivenmelker geweest. Hij heeft met de duiven gespeeld tot in 2007. Clementine en Julien hebben 4 kinderen: Danny (1957), Patrick (1960), Annic (1963) en Chris (1967).
Annic komt er even bijzitten. Ja, zegt ze, onze pa was gene gemakkelijke. Wij moesten braaf zijn en tegenpruttelen dat bestond niet. Als kind hebben wij al vroeg moeten meehelpen. Uitslapen op zaterdag bijvoorbeeld, dat bestond niet. Er was altijd iets te doen op den hof: vrachtwagens laden, materiaal onderhouden en kuisen…

  Clementine met haar vier kinderen

Hij had altijd wel een werkske voor ons. Onze pa heeft ons gekweekt met de ijzeren hand en als kind hebben we dikwijls gezaagd op hem maar als ik daar nu op terugkijk, bekent Annic, ben ik blij met mijn opvoeding. We hebben nooit iets te kort gehad en we mochten geen dikke nek hebben, daar hield mijn pa aan. Al bij al zijn we alle vier goed terechtgekomen en hebben we zijn voetsporen gevolgd: we hebben alle vier een bedrijf van kabelwerken.

Julien als duivenmelker

 

Clementine   Julien Raemdonck
Clementine  

En hielp jij ook mee in het bedrijf? vraag ik Clementine. Nee, antwoordt ze, ik deed gewoon mijn huishouden. Het enige waar ik voor moest zorgen, was de uitbetaling. Nu gebeurt dat allemaal via de bank maar in die tijd kreeg iedere werkman ’s zaterdags zijn geld in een envelop. Ik reed dan met mijn fiets naar de bank. En dat was een serieus bedrag dat ik iedere week meebracht in mijn kabas. Gelukkig is er nooit iets gebeurd, zegt Clementine. In 1989 heeft mijn man het bedrijf overgelaten aan onze kinderen en hebben we een huis gebouwd in de Vaartstraat.
Julien is in zijn slaap gestorven in juli 2007.

Sinds 2008 woont Clementine bij haar dochter Annic en haar schoonzoon Fons. Na een hartoperatie vonden de dokters het beter dat ze niet meer alleen bleef. Clementine is content van haar leven. Ja, besluit ze, we hebben altijd goed onze boterham verdiend. Voor Julien was werken zijn leven en hij heeft gewerkt, dat kan ik wel zeggen. Ze noemde hem niet voor niets de Vlaamse Leeuw.

In april wordt Clementine 80 en dat wil ze vieren met al haar kinderen en kleinkinderen. Ze kijkt er al naar uit!

Bedankt, Clementine, voor jouw verhaal maar eigenlijk zijn het er drie.

Mark De Block
15.02.2014


© Mark De Block

Thuiskomen